In een eerder nieuwsbericht lichtten we het standpunt van de VVSG over het voorontwerp van Verzameldecreet toe. Het Verzameldecreet zou verschillende wijzigingen doorvoeren die gemeenten op dit moment minder enthousiast ontvangen. Een groot heikel punt hierbij is het mogelijk verlies aan lokale autonomie. Zo heft de huidige tekst van het Verzameldecreet artikel 4.2.5 VCRO op. Dit artikel voorziet de mogelijkheid voor gemeenten om via een stedenbouwkundige verordening de vergunningsplicht te moduleren.

Het moduleren van de vergunningsplicht houdt in dat de lokale overheid een trap kan stijgen op de vergunningsladder:

  • voor meldingsplichtige handelingen kan de gemeente een vergunningsplicht invoeren
  • een vrijgestelde handeling kan de gemeente aan een meldingsplicht onderwerpen

Onder de oude regelgeving (artikel 99 §3 DRO) van toepassing tot 2009 had het lokaal bestuur zelfs de mogelijkheid om 2 trappen in de vergunningsladder te stijgen. Hierdoor kon het voor vrijgestelde handelingen toch een vergunningsplicht invoeren. Gemeenten hebben vaak gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Populair was bijvoorbeeld het invoeren van een kapverordening.

Waarom

De Vlaamse regering kiest voor het opheffen van deze mogelijkheid ten voordele van de duidelijkheid en uniformiteit. Wanneer het lokaal bestuur zijn eigen meldings- of vergunningsplichten invoert, leidt dit volgens de Vlaamse Regering tot een diffuus systeem dat moeilijk uit te leggen valt. Hierdoor vergroot de kans op stedenbouwkundige inbreuken en misdrijven. Dit blijkt voornamelijk voor aannemers en architecten een probleem te vormen. Bij hen klinkt dan ook uitdrukkelijk de vraag om enkel de Vlaamse Regering te laten bepalen of en welke stedenbouwkundige handelingen vrijgesteld of vergunningsplicht zijn.

De Vlaamse regering heeft met het Verzameldecreet deze klachten dus ter harte genomen. Het Verzameldecreet zou dan ook de specifieke bepalingen in bestaande gemeentelijke verordeningen die deze meldings- of vergunningsplicht toch invoeren van rechtswege opheffen na een overgangsperiode. Voor de stedenbouwkundige verordeningen van voor 2009 die nog 2 trapjes op de vergunningsladder stijgen, geldt dat ook deze automatisch opgeheven worden na dezelfde overgangsperiode.

Lokale autonomie

De gemeenten benadrukken dat deze opheffing ten koste gaat van hun lokale autonomie. Dit standpunt houdt volgens de Vlaamse Regering geen rekening met het feit dat deze moduleringsmogelijkheid niet de enige manier is om een eigen lokaal beleid te voeren wanneer het op al dan niet meldings- of vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen aankomt.

Gemeenten behouden namelijk wel de mogelijkheid om via een gemeentelijke verordening stedenbouwkundige voorschriften op te maken. Deze voorschriften maken wat betreft de vergunningsverlening wel een weigeringsgrond uit (artikel 4.3.1 VCRO). De voorschriften werken dus door in de vergunningsprocedure. Wanneer een stedenbouwkundige handeling in strijd is met een gemeentelijk verordening is een beroep doen op het Meldingsbesluit (artikel 6) en het Vrijstellingsbesluit (artikel 1.3) niet mogelijk. Hierdoor kan de gemeente haar lokaal beleid vormgeven door inhoudelijke voorschriften over de meldings- of vergunningsplichtige of vrijgestelde handelingen.

De Vlaamse Regering geeft hier zelf een voorbeeld aan om efficiënt gebruik te maken van dit principe. Zo geldt er een vrijstelling voor het plaatsen van afsluitingen (artikel 2.1 5° Vrijstellingsbesluit), maar kan de gemeente met een stedenbouwkundige verordening wel bepaalde soorten (bijvoorbeeld betonnen) afsluitingen verbieden.

De stelling dat lokale overheden door het Verzameldecreet hun autonomie zouden verliezen, verdient dus zeker wat nuance.