Om optimaal het omgevingsrecht toe te passen is inzicht in de praktische kant broodnodig. Daarom publiceren we wekelijks een veelgestelde vraag van onze klanten.

Deze week is dat de volgende vraag:

Vraag: Kan je verzaken aan een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen?

Antwoord: Ja, maar je kan de verzaking niet zomaar impliciet vaststellen. Een uitdrukkelijke wilsuiting is in principe nodig.

De rechtspraak aanvaardt de verzaking of afstand van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen (RvVb 15 oktober 2020, nr. A/2021/0168, RvVb 16 april 2019, nr. A/1819/0894, RvVb 29 augustus 2017, nr. A/1617/1186).

Er geldt geen vermoeden van verzaking. Een nieuwe of tweede identieke omgevingsvergunningsaanvraag houdt dus niet automatisch een verzaking in. Een uitdrukkelijke wilsuiting of een schriftelijke verklaring van afstand door de houder van de omgevingsvergunning is vereist.

Toch kan uit de feiten soms blijken dat de vergunninghouder impliciet afstand heeft gedaan. Dat kan bijvoorbeeld wanneer hij in een strafprocedure al heeft verklaard dat hij de vergunning niet meer wil uitvoeren (RvVb 24 september 2020, nr. A/2021/0079). Dit kan ook het geval zijn wanneer de betrokkene over twee vergunningen beschikt met een verschillende voorwerp en hij de tweede vergunning integraal heeft uitgevoerd zodat de uitvoering van de eerste vergunning praktisch onmogelijk is (RvVb 29 mei 2018, nr. A/1718/0902).

In tegenstelling tot de afstand van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelen, bestaan er specifieke voorwaarden voor de afstand van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden (artikel 104 Omgevingsvergunningendecreet).

Meer hierover vindt u in onze thematische verdieping.

Wilt u direct antwoord op uw vragen?

Met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht krijg je binnen 48u een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord.

Ontdek het zelf via onze database. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan!