Natuurbescherming werkt op verschillende manieren door in vergunningverlening. Denk maar aan de habitattoets die middels stikstof voor iedereen top of mind is. Toch is de vergunningverlenende overheid beter ook waakzaam voor soortenbescherming, zo blijkt uit een recente uitspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb 28 maart 2024, nr. A-2324-0585).

In dat dossier wil de aanvrager 31 bomen rooien om een loods en verharding aan te leggen. Maar uit de vleermuisscreening blijkt dat er 12 boomholtes aanwezig zijn. En het is zeer waarschijnlijk dat vleermuizen, waaronder de gewone dwergvleermuis (zie afbeelding), de holtes zullen gebruiken voor hun verblijf. Ook de groene specht wordt onder meer waargenomen. Wat betekent dit voor de vergunningverlening?

Bescherming in stijgende trap

Niet iedere diersoort geniet van soortenbeschermingsregels. Een voorname kwalificatie in het Soortenbesluit zijn de ‘beschermde soorten’. Dat zijn de soorten die in bijlage 1 zijn ingedeeld in categorie 1, 2 en 3 (artikel 9, lid 1 Soortenbesluit).

  • Categorie 1: voor hen gelden basisbeschermingsregels, afwijkingsmogelijkheden en vrijstellingen. Denk aan soorten zoals de boommarter of de das.
  • Categorie 2: Voor hen gelden basisbeschermingsregels, met bepaalde afwijkingsmogelijkheden. Tal van vogels zoals de grote bonte specht en groene specht vallen onder categorie 2.
  • Categorie 3: Komen voor in de Europese Habitatrichtlijn en genieten de strengste bescherming. Tal van vleermuizen vallen onder deze categorie en dus ook de gewone dwergvleermuis.

Soortenbescherming en vergunningverlening

De holle bomen op het terrein herbergen dus mogelijks diersoorten die beschermd zijn (vogels categorie 2 en vleermuizen categorie 3). En dat is een probleem. Want het Soortenbesluit verbiedt een aantal handelingen tegen beschermde soorten. En die verbodsbepalingen inzake beschermde diersoorten werken door op vergunningverlening.

Denk bijvoorbeeld aan het verbod op het opzettelijk en betekenisvol verstoren van beschermde diersoorten (artikel 10 §1 Soortenbesluit). Vergunningen die betekenisvolle verstoring van beschermde soorten tot gevolg hebben zij in strijd met het Soortenbesluit.

Meer info over ‘betekenisvolle verstoring’ vind je in de databank van Schulinck Omgevingsrecht.

Maar er gelden ook andere verbodsbepalingen. Relevant in dit dossier is namelijk het verbod om al dan niet opzettelijk voortplantings- of rustplaatsen te vernielen, beschadigen of weg te nemen (artikel 14 §1 Soortenbesluit). Door het rooien van de bomen met boomholtes vernielt de aanvrager immers ook de mogelijke rustplaatsen.

Hoewel de aanwezigheid van de beschermde soorten niet vaststaat, besluit de Raad toch tot de toepassing van het verbod op vernietiging van voortplantings- en rustplaatsen. Hun mogelijke aanwezigheid is wetenschappelijk gezien erg waarschijnlijk. Gelet op het voorzorgsbeginsel past de Raad de verbodsbepalingen dan ook toe. Bovendien kan je enkel volgens de afwijkingsbepalingen van het Soortenbesluit afwijken van de verbodsbepalingen (artikel 20 Soortenbesluit). En daaraan toetste het bestuur niet.

Absolute uitzonderingen?

Het verweer van de overheid kan volgens de Raad niet overtuigen.

Tevergeefs wijst het bestuur op de vrijwaringsregel in artikel 9 Natuurdecreet. Luidens deze regel mogen soortenbeschermingsmaatregelen geen absolute beperkingen opleggen. Ook mogen die handelingen niet verbieden of onmogelijk maken als ze overeenstemmen met de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen. Niet onbelangrijk, vermits het dossier gaat om een loods in industriegebied.

Maar dat overtuigt niet aldus de Raad. Deze vrijwaringsregel geldt enkel voor soortenbeschermingsmaatregelen voor de soorten van categorie 1 (artikel 15 Soortenbesluit).

Ook de motivering in de beslissing dat er geen betekenisvolle verstoring van de nesten voorligt volstaat niet. Dergelijke schadedrempel is maar relevant in het verbod in artikel 10 §1 Soortenbesluit. Maar het verbod op het beschadigen of vernielen van dierennesten viseert alle handelingen. Betekenisvol of niet.

Kunstnest of kunstgreep?

Rest dan nog de vraag of aanvrager of vergunningverlenende overheid het verbod niet op een ander wijze kon vermijden. Zo verleende het bestuur de vergunning onder voorwaarde dat men kunstnesten zou plaatsen. Vanuit die optiek beargumenteert men dat er geen schade wordt toegebracht.

Maar daarmee gaat de RvVb niet akkoord. Een mitigerende voorwaarde zou wel een inbreuk op het verbod kunnen vermijden. Dat is immers een voorwaarde die ervoor zorgt dat de schade zich niet voordoet. Maar het plaatsen van kunstnesten is niets meer dan een compenserende voorwaarde. Die doet namelijk net dat: de reeds voltrokken schade compenseren. Het verbod op schade aan de rustplaatsen wordt nog steeds overtreden.

Met de vergunningsvoorwaarde doorprikt besluit de RvVb dan ook dat het bestuur de beslissing onzorgvuldig heeft genomen.

Wist je dat?

Je vindt tal van informatie over natuurbescherming in de databank van Schulinck Omgevingsrecht. Nog geen abonnement? Vraag dan zeker een demo aan.