Op 7 oktober 2021 heeft het Grondwettelijk Hof een vordering tot vernietiging van het Vlaams Gemeentewegendecreet van 3 mei 2019  (GWD) voor het overgrote deel verworpen. Dat het GWD onder druk komt te staan was niet voor het eerst. Eerder werd reeds tegen het GWD een schorsingsvordering ingesteld (GwH 6 februari 2020, nr. 21/2020), maar dat werd echter door het Hof op procedurele gronden afgewezen.

Ditmaal werd beroep ingediend door een aantal particulieren en een belangenorganisatie. De verzoekers argumenteren dat de bescherming van de eigenaars onder druk staat door de maatschappelijke belangen, dit op verschillende vlakken. Het Hof legt evenwel de opgeworpen middelen naast zich neer, op één punt na (GwH 7 oktober 2021, nr. 130/2021).

Vernietiging ‘of verplaatsing’ in artikel 26 § 3 GWD

De verzoekers zijn van mening dat het decreet in een ongelijke behandeling voorziet tussen de eigenaars van een grond waarop een nieuwe gemeenteweg wordt aangelegd, en de eigenaar van een grond waarop een bestaande gemeenteweg wordt aangelegd, gewijzigd of verplaatst. Bij een nieuwe gemeenteweg moet de gemeente in principe de grond verwerven, eventueel door middel van onteigening, én met het recht op integrale schadeloosstelling voor de eigenaar. Bovendien heeft de eigenaar in dat geval ook een beroepsmogelijkheid. Bij een bestaande gemeenteweg daarentegen, kan door de vaststelling van het rooilijnplan automatisch een publieke erfdienstbaarheid van doorgang ontstaan. Daarenboven is de vergoeding voor de eigenaar maar beperkt is tot de waardevermindering, hetgeen onvoldoende de werkelijke gevolgen van de erfdienstbaarheid zou compenseren.

Het Hof volgt deze redenering, met een vernietiging van de woorden ‘of verplaatsing’ in artikel 26 §3 GWD als gevolg. Het oordeelt dat de verplichting van de gemeente tot verwerving van de onroerende goederen die vereist is in geval van de aanleg van nieuwe gemeentewegen, ook moet gelden voor de verplaatsing van een gemeenteweg op privaat domein, omdat dit ook de aanleg van een nieuwe gemeenteweg of wegdeel met zich meebrengt.

De redenering van het Hof luidt als volgt:

“B.18.4. De verplaatsing van een gemeenteweg wordt gedefinieerd als de vervanging van een af te schaffen gemeenteweg of een gedeelte daarvan door een nieuwe gemeenteweg of een nieuw wegdeel (artikel 2, 11°, van het bestreden decreet). Uit die definitie kan worden afgeleid dat een verplaatsing kan worden opgesplitst in, enerzijds, de opheffing van een bestaande weg of een bestaand wegdeel en, anderzijds, de vaststelling van een nieuwe weg of een nieuw wegdeel.

Er valt niet in te zien waarom ten aanzien van de eigenaar van de grondstrook waarop die nieuwe weg of dat nieuwe wegdeel zal worden gesitueerd, op de gemeente geen verwervingsplicht rust, terwijl die plicht wel bestaat ten aanzien van de eigenaar van een grondstrook waarop een nieuwe gemeenteweg wordt aangelegd die niet het gevolg is van een verplaatsing. Het feit dat de aanleg van het nieuwe wegdeel het gevolg is van de opheffing van een bestaande weg, is geen pertinent criterium ter verantwoording van een verschil in behandeling tussen de eigenaars van grondstroken waarop een nieuw wegdeel wordt aangelegd.”

“B.18.7. Uit hetgeen is vermeld in B.18.4, volgt eveneens dat niet kan worden ingezien waarom de verplaatsing van de gemeenteweg, in tegenstelling tot de aanleg van een nieuwe gemeenteweg, zou moeten gelden als titel voor de vestiging van een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang. Uit artikel 9 van het bestreden decreet volgt immers uitdrukkelijk dat bij verplaatsing van een gemeenteweg het bestaande tracé blijft openstaan totdat het nieuwe tracé openstaat voor het publiek.”

Voorbehoud

Opvallend is dat het arrest wel een voorbehoud maakt voor de volgende interpretatie:

“B.18.6. De bestreden bepaling is evenwel ook voor een andere interpretatie vatbaar. Zoals is vermeld in B.18.4, wordt de verplaatsing van de gemeenteweg in artikel 2, 11°, van het bestreden decreet gedefinieerd als « de vervanging van een af te schaffen gemeenteweg of een gedeelte daarvan door een nieuwe gemeenteweg of een nieuw wegdeel ». In de interpretatie dat het eveneens van toepassing is op de in artikel 2, 11°, vermelde nieuwe gemeentewegen of  nieuwe wegdelen, schendt artikel 26, § 2, van het bestreden decreet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. In die interpretatie is het middel niet gegrond.”

Het GWD blijft dus hoofdzakelijk overeind zodat er voor de praktijk weinig veranderd.

Wilt u meer weten van dit onderwerp? Lees dan ook onze opinie Alle (trage) wegen leiden naar het Gemeentewegendecreet.

GWD in Schulinck Omgevingsrecht

Het Gemeentewegendecreet zorgt voor één juridisch statuut voor alle wegen waarvan de gemeente de beheerder is. Het decreet harmoniseert en moderniseert de bestaande versnipperde regelgeving inzake gemeentewegen.

Meer informatie?

Graag meer weten als gemeente? Schulinck Omgevingsrecht bevat een thematische verdieping waarin alle doelstellingen, principes en regels van het GWD uitgebreid zijn toegelicht met praktische voorbeelden en rechtspraak. Een concrete vraag m.b.t. het gemeentewegendecreet? Met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht krijgt u binnen 48u een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord.

Ontdek het zelf via onze database. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan!