Elke week lichten de juridische experten van Schulinck Omgevingsrecht een interessant arrest binnen het Vlaamse omgevingsrecht toe. Deze week is dat het arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 14 maart 2024 (nr. A-2324-0531). De Raad oordeelt dat de vergunningverlenende overheid het al dan niet afwijkend karakter van een BPA moet beoordelen over het hele BPA.

De vergunningverlenende overheid mag bij een vergunningsbeslissing afwijken van de stedenbouwkundige voorschriften van een BPA dat op het ogenblik van de vergunningsaanvraag ouder is dan 15 jaar (artikel 4.4.9/1 lid 1 VCRO). Deze afwijkingsmogelijkheid is gericht op het verhogen van het ruimtelijk rendement.

Dit kan echter niet onbeperkt. Het is alleen mogelijk voor BPA’s die een aanvulling zijn op een harde bestemming van het gewestplan. In eerste instantie wilde de decreetgever de afwijking dus onmogelijk maken voor de zgn. “afwijkende BPA’s” (Parl.St. Vl. Parl. 2016 – 2017, nr. 1149/3, 27 – 28).

De deputatie stelde in de bestreden beslissing dat het ging om een gedeeltelijk aanvullend BPA. De beoordeling of het om een aanvullend of afwijkend BPA gaat, zou volgens de deputatie op zonaal niveau moeten gebeuren. Om dit te bepalen zou je moeten kijken naar de onderliggende gewestplanbestemming. Bij verschillende gewestplanbestemmingen kan dit volgens de deputatie dus per zone verschillen. Dit volgde ook uit een interpretatie in een leidraad van het Departement Omgeving.

De Raad oordeelt hier dat de bepaling of het gaat over een aanvullend of afwijkend BPA, voor het volledige BPA moet gebeuren. Dit volgt uit het principe dat een BPA één en ondeelbaar is. Artikel 4.4.9/1 VCRO vormt ook een uitzonderingsregel die je restrictief moet interpreteren. De vergunningverlenende overheid moet dus geval per geval kijken naar de onderliggende gewestplanbestemming.

Schulinck Omgevingsrecht

Meer informatie over afwijkende of aanvullende BPA’s vind je in Schulinck Omgevingsrecht. Nog geen abonnement? Vraag dan zeker een demo aan.