Op 7 juli 2023 keurde de Vlaamse Regering de nieuwe sectorale milieuvoorwaarden voor windturbines goed. De nieuwe normen treden 23 juli in werking, net op tijd voor de afloop van de overgangsperiode uit het Validatiedecreet.

Validatiedecreet

In haar arrest van 25 juni 2020 bevond het Europees Hof van Justitie de sectorale milieuvoorwaarden voor windturbines in afdeling 5.20.6 VLAREM II onwettig (HvJ 25 juni 2020, nr. C-24/19). De normen werden namelijk niet aan een milieueffectenbeoordeling onderworpen.

Volgens het Hof zijn de bepalingen over de bouw en exploitatie van windturbines in VLAREM II namelijk een plan of programma zoals gedefinieerd in artikel 2 a) Plan-MER-Richtlijn. De sectorale normen zijn bijgevolg onderworpen aan de plan-MER-plicht.

Om de rechtszekerheid te waarborgen, kondigde het Vlaams Parlement het zogenaamde Validatiedecreet af. Zonder deze wettigverklaring met terugwerkende kracht zou de rechter de normen namelijk buiten toepassing moeten laten op grond van artikel 159 Gw. Dit zou dus ook de onwettigheid van de vergunningen die op deze normen steunen met zich meebrengen. De toekomst van windturbineprojecten zou hierdoor erg onzeker zijn.

Het Validatiedecreet verklaarde de bestaande sectorale milieuvoorwaarden geldig voor een overgangsperiode van maximum 3 jaar. Het decreet trad 24 juli 2020 in werking.

Daarnaast kreeg de Vlaamse Regering met dit decreet de opdracht om binnen 3 jaar na de inwerkingtreding nieuwe sectorale milieuvoorwaarden voor windturbines vast te stellen. Deze normen zouden wel onderworpen moeten worden aan de vereiste voorafgaande plan-MER-procedure. De Vlaamse Regering had hiervoor dus de tijd tot uiterlijk 23 juli 2023.

Meer over het Validatiedecreet vind je in het nieuwsbericht: Actuele rechtspraak: het gaat de turbines voor de wind

Nieuwe sectorale milieuvoorwaarden voor windturbines

De Vlaamse Regering heeft nu de sectorale milieuvoorwaarden vastgesteld. De normen hebben betrekking op de slagschaduw, veiligheid en het geluid van windturbines. De nieuwe normen verschillen op zichzelf inhoudelijk nauwelijks van de vorige.

Slagschaduw

In industriegebied geldt een maximum van 30 uur effectieve slagschaduw per jaar, met een maximum van 30 minuten effectieve slagschaduw per dag. Dit is het geval voor de relevante slagschaduwgevoelige objecten, uitgezonderd woningen.

In alle andere gebieden geldt een maximum van 8 uur effectieve slagschaduw per jaar, met een maximum van 30 minuten effectieve slagschaduw per dag. Dit is het geval voor relevante slagschaduwgevoelige objecten en woningen in industriegebied.

Bij het bereiken van de waarden dient de windturbine te worden stilgelegd. Windturbines moeten hiervoor zijn uitgerust met een automatische stilstand module.

Veiligheid

Het besluit bepaalt onder andere dat windturbines uitgerust moeten zijn met:

  • een ijsdetectiesysteem (dat de turbine automatisch stillegt bij ijsvorming)
  • een bliksembeveiligingssysteem
  • een redundant remsysteem
  • een onlinecontrolesysteem (waarbij onregelmatigheden onmiddellijk worden gedetecteerd en doorgegeven aan een turbine eigen controle-eenheid)

Geluid

Bijlage 5.20.6.1 VLAREM II voorziet richtwaarden per gebiedsbestemming. Van belang is dat van deze waarden ten aanzien van woningen kan worden afgeweken. Het reeds aanwezige achtergrondgeluid mag namelijk als (hogere) norm dienen. Dit geldt zo lang de afstand van de windturbines tot de dichtstbijzijnde woningen meer dan 3 maal de rotordiameter bedraagt.

Wel nieuw is de toevoeging van een definitie voor het begrip achtergrondgeluid in artikel 1.1.2. VLAREM II.

Nieuwe richtlijnen voor de oprichting van windturbines

Op 14 juli 2023 keurde de Vlaamse Regering ook een nieuwe omzendbrief voor de beoordeling van de oprichting van windturbines goed. Omzendbrief OMV/2023/1 vervangt integraal Omzendbrief RO/2014/02.

De Vlaamse Regering wilt namelijk instaan voor een optimale inplanting van windturbines voor een zo groot mogelijke productie van groene stroom. Om dit te realiseren wordt het oude beoordelingskader vervangen door een drietrapsladder.

Dit betekent dat als er 2 evenwaardige ‘geschikte’ locaties naast elkaar bestaan, er eerst gekozen wordt voor locaties binnen de eerste trap. Hierna pas binnen de tweede trap en als laatste binnen de derde trap. Een andere volgorde kan alleen vanuit het oogpunt van energetische optimalisatie, waaruit volgt dat een gebied optimaal ontwikkeld moet worden in het kader van windpotentieel.

Als eerste trap worden grote (ook solitaire) windturbines mogelijk binnen het bestaande ruimtebeslag. Voorbeelden zijn onder andere havengebieden en bedrijventerreinen.

In een tweede trap geldt het bundelingsprincipe. Grote windturbines worden bij voorkeur zoveel als mogelijk gebundeld aan andere bestaande grote windturbines of aan markant in het landschap aanwezige lijninfrastructuur zoals gewestwegen, kanalen of hoogspanningsleidingen.

In de derde en laatste trap is een ontwikkeling in de open ruimte mogelijk. In die gevallen wordt wel het clusteringsprincipe (minimaal 3 windturbines) behouden en geldt idealiter een opstelling met van minstens 20MW.

Middelgrote of kleine turbines moeten, door hun beperkte opbrengst, altijd ten dienste staan van een bestaand en vergund of vergund geacht gebouw, inrichting of bedrijf in de directe omgeving van de turbine.