De burgemeester, gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur en lokale toezichthouder milieuhandhaving kunnen sinds 2018 aan een bestuurlijke maatregel ook een dwangsom koppelen.

Bij een milieu-inbreuk of milieumisdrijf spreken we van een bestuurlijke dwangsom bij een bestuurlijke maatregel (artikel 16.4.6 DABM en artikel 60/1 Milieuhandhavingsbesluit).
Bij een stedenbouwkundige inbreuk (met enkele uitsluitingen) of stedenbouwkundig misdrijf spreken we van een last onder dwangsom (artikel 6.4.14 VCRO en artikel 7.7.7 VCRO).

Het (kunnen) opleggen van een dwangsom is één ding, het innen en invorderen een ander…

Dwangsom opgelegd! Wat nu?

Menig handhaver weet bij het stilzitten van de overtreder niet van welk hout pijlen te maken opdat de inning van de dwangsom ook kan worden gerealiseerd en dat is begrijpelijk.

Hoe de (last onder) dwangsom concreet te innen en in te vorderen, is uitdrukkelijk voorzien in artikel 6.4.16 en artikel 6.4.11 VCRO. Bij de bestuurlijke dwangsom opgelegd door de burgemeester of lokale toezichthouder milieuhandhaving is dit een ander verhaal.

Het DABM zwijgt stil hoe de inning en invordering van deze dwangsom in de praktijk plaatsvindt. Dit in tegenstelling tot de dwangsom opgelegd door de gewestelijke toezichthouder milieuhandhaving (artikel 16.5.1 § 1 lid 3 DABM). Artikel 16.5.1 § 1 lid 3 DABM zegt enkel dat de lokale handhavers instaan voor de inning en de invordering van de lokale bestuurlijke dwangsommen.

Omdat het DABM niets concreet bepaalt over hoe de inning en de invordering op lokaal niveau moet gebeuren, vallen we mijns inziens dan ook terug op het Decreet Lokaal Bestuur (verder: DLB).

Decreet Lokaal Bestuur

De memorie van toelichting van het ontwerp van het decreet tot wijziging van Titel XVI DAMB stelde in 2013 dat er geen bijkomende rechtsgrond noodzakelijk is voor de invordering van de gemeentelijke dwangsommen. (Oud) Artikel 94, 2°lid 2 Gemeentedecreet, vandaag artikel 177 DLB, regelt immers de invordering van de onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schulden door de gemeente (MvT, Parl. St. Vl. Parl., 2013-14, nr. 2197/1).

Bij de wijziging van artikel 16.5.1 DABM in 2018 stelt de memorie van toelichting ook uitdrukkelijk (MvT, Parl. St. Vl. Parl., 2017-18, nr. 1547/1):

Deze wijziging zorgt ervoor dat de bestuurlijke dwangsommen worden geïnd en ingevorderd door het niveau dat verantwoordelijk is voor het opleggen van de maatregel en de dwangsom. Wat de concrete invordering door de gemeenten en de provincies betreft, kan verwezen worden naar hetgeen bepaald wordt in respectievelijk artikel 94, tweede lid, van het Gemeentedecreet en artikel 90, tweede lid, van het Provinciedecreet.

De inning en de invordering van de bestuurlijke dwangsom gebeurt dan ook volgens de algemene bepalingen van het Decreet lokaal bestuur (artikel 177 DLB).

Ere wie ere toekomt

In de praktijk rijzen ook geregeld vragen over wie de dwangsom nu uiteindelijk toekomt. Net zoals de gerechtelijke dwangsom kwam de bestuurlijke dwangsom in eerste instantie toe aan het Grondfonds en het Minafonds.

Dit was een kaakslag voor de lokale besturen die met vaak beperkte middelen complexe handhavingsdossiers voorgeschoteld krijgen.

Na meer dan terecht gelobby door de VVSG komt de dwangsom opgelegd door de gemeentelijke handhaver sinds enkele jaren wel degelijk toe aan de gemeenten zelf.

Dit werd inmiddels ook ingeschreven in artikel 6.5.1 lid 3 VCRO in 2019 en artikel 16.5.1 § 1 lid 3 DABM in 2018.

Recent was hier toch nog onduidelijkheid over binnen het Vlaamse Parlement.

Minister van Omgeving, Zuhal Demir, bevestigde evenwel bovenstaande en zelfs meer. Ook in de toekomst zouden er gelijkaardige bepalingen komen voor de opbrengsten uit rechtelijke herstelmaatregelen, de bestuurlijke meerwaarde en de bestuurlijke minnelijke schikking. Ook de inkomsten uit bestuurlijke beboeting wenst de minister te laten terugvloeien naar de lokale besturen in de vorm van flankerende maatregelen voor de realisatie van een lokaal handhavingsbeleid (Vr. en Ant. Vl. Parl, 2021-22, 9 februari 2022 (Vr. nr. 467, A. Blanquaert)).

Ere wie ere toekomt dus…

Wilt u direct antwoord op uw vragen?

Met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht krijgt u binnen 2 werkdagen een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord.

Ontdek het zelf via onze database. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan!