De volgende vragen stellen zich in de praktijk:

Is een vergunning nodig voor het uitvoeren van afbraakwerken of het vellen van bomen opgelegd in een vonnis van een rechtbank, zoals de vrederechter?

Wat moet het lokaal bestuur met gerechtelijke uitspraken in een vergunningsprocedure?

Vergunningsplicht voor opgelegde werken?

Vooreerst bestaat er een verschil tussen de verschillende vonnissen die de gemeente onder haar neus krijgt geschoven.
De belangrijkste:

  1. De vonnissen van rechtbanken die volgen uit een herstelvordering in een handhavingsprocedure (Titel VI VCRO en artikel 6.6.1 VCRO).
  2. De vonnissen van rechtbanken, zoals van de vrederechter, die volgen uit een procedure over bv. burenhinder waarbij de rechter afbraakwerken of het vellen van een boom oplegt.

In het 1ste geval geldt de vergunningsplicht niet voor handelingen opgelegd in rechterlijke maatregelen (artikel 6.6.1 VCRO). De vraag over de medewerkingsplicht stelt zich dan ook niet.


Zie ook de Vraag Van De Week

 “Zijn afbraak- of aanpassingswerken opgelegd in rechterlijke of bestuurlijke maatregelen (Titel VI VCRO) vergunningsplichtig?”


In het 2de geval staat de gerechtelijke procedure los van enige handhavingsprocedure uit Titel VI VCRO. Wanneer niet voldaan aan de voorwaarden van een vrijgestelde handeling, zal een veroordeelde een vergunning moeten aanvragen voor de door de rechter opgelegde maatregelen.

In een ideaal scenario confronteert de veroordeelde het lokaal bestuur bij een vergunningsaanvraag dan ook met het vonnis van de rechtbank.

Wat moet het bestuur nu met het vonnis dat bepaalde handelingen of werken oplegt aan de veroordeelde of vergunningsaanvrager?

Medewerkingsplicht van het lokaal bestuur

Uit artikel 40 Grondwet volgt een medewerkingsplicht voor de uitvoering van vonnissen en arresten van de rechterlijke macht.

De rechterlijke macht wordt uitgeoefend door de hoven en rechtbanken. De arresten en vonnissen worden in naam des Konings ten uitvoer gelegd.”

De medewerkingsplicht van het lokaal bestuur brengt mee dat het bestuur de vergunning nodig voor het uitvoeren van opgelegde werken moet afleveren (RvS 17 december 2019, nr. 246.407 en RvVb 17 september 2020, nr. A-2021-0049). Dit betekent dat de vergunningverlenende overheid de aanvraag niet (zomaar) kan weigeren.

Ook de Raad voor Vergunningsbetwistingen oordeelde, in navolging van een arrest van de Raad van State, recent nog dat de discretionaire bevoegdheid van de vergunningverlenende overheid door de medewerkeringsplicht is begrensd (RvS 17 december 2019, nr. 246.407 en RvVb 16 juni 2022, nr. A-2122-0857).

Het lokaal bestuur moet dus rekening houden met artikel 40 Grondwet en de scheiding der machten.

Die medewerkingsplicht zelf is evenwel niet onbeperkt. Zo kan de vergunningverlenende overheid in uitzonderlijke gevallen afwijken van de grondwettelijke medewerkingsplicht, al zal het bestuur dit grondig moeten motiveren.

Niet onbeperkt

Alleen wanneer het lokaal bestuur zich steunt op een motief dat rust op een vaststaande en zwaarwichtige vereiste van algemeen belang en waarmee de rechtbank geen rekening hield, kan het motiveren waarom het geen gevolg geeft aan zijn medewerkingsplicht.

Is dus nodig om af te wijken van de grondwettelijke medewerkingsplicht:

  • een motief waarmee de rechtbank geen rekening hield
  • dat steunt op een vaststaande en zwaarwichtige vereiste van algemeen belang

Hoe meer tekort gedaan aan de uitspraak van de rechtbank, hoe dwingender het motief (RvS 17 december 2019, nr. 246.407).

In voormelde zaak haalde de deputatie motieven aan die steunen op de goede ruimtelijke ordening om de door de burgerlijke rechtbank bevolen maatregel, het rooien van een esdoorn, te weigeren. Denk hierbij aan het algemeen belang van het houden van bomen in een stadscentrum en het feit dat een esdoorn een waardevolle boomsoort is. Toch kunnen deze motieven de raden niet overtuigen om rechtmatig af te wijken van de grondwettelijke medewerkingsplicht.

Een vonnis is een vergunning waard

Een verwittigd bestuur is er dus 2 waard. Hetzelfde geldt ook voor de veroordeelde.

De grondwettelijke medewerkingsplicht zorgt namelijk dat de eisende partij, hoewel die geen partij is in de vergunningsprocedure, een stok achter de deur heeft.

Een positieve uitspraak krijgen is namelijk één ding… Het uitvoeren een ander. Het is niet altijd een sinecure en een (weliswaar te verhalen) kost om een vonnis of arrest bij het stilzitten van een veroordeelde ook werkelijk te laten uitvoeren.

De eisende partij kan, bij het niet (juist) uitvoeren van de werken, dan ook de omgevingsvergunning of net het gebrek eraan gebruiken tegen de veroordeelde.

Wedden op 2 paarden

In bepaalde gevallen kan de eisende partij dus op 2 paarden wedden om eenzelfde resultaat te bekomen:

  1. Het laten uitvoeren van een vonnis van een rechtbank bij stilzitten van de veroordeelde. Het is mogelijk dat het vonnis ook een dwangsom oplegt of voorziet om de werken op kosten van de veroordeelde door de eisende partij te laten uitvoeren.
  2. Een klacht bij de bevoegde handhaver dat er vergunningsplichtige handelingen zonder of in strijd met een omgevingsvergunning worden uitgevoerd. Hoewel je een vergunninghouder niet kan dwingen om een vergunning uit te voeren, kan het oorspronkelijk bouwen van het bouwwerk zelf of de aanpassingswerken zonder of in strijd met een omgevingsvergunning wel een stedenbouwkundig misdrijf uitmaken (artikel 6.2.1, 1° VCRO in samen lezing met artikel 4.2.1, 1° VCRO).Handhaving kan bij het stilzitten van de veroordeelde in bepaalde gevallen bijgevolg als sluitstuk worden ingezet om werken alsnog (juist) te laten uitvoeren.

Wilt u direct antwoord op uw vragen?

Met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht krijgt u binnen 2 werkdagen een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord.

Ontdek het zelf via onze database. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan.