Het omgevingsrecht en burgerlijke rechten. Het is geen match made in heaven. Burgerlijke rechten krijgen in principe geen gehoor binnen een omgevingsvergunning. Daar steekt het zakelijk karakter een stokje voor.

Maar een overheid moet wel steeds rekening houden met een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Zulke duurzame ontwikkeling moet leiden tot ruimtelijke kwaliteit.

De duurzame ruimtelijke ontwikkeling wint de laatste tijd steeds meer aan terrein. Vooral in windturbinedossiers kwam dit nog duidelijk naar boven als uitdrukkelijke beoordelingsgrond.

Maar nu lijkt de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) de duurzame ruimtelijke ontwikkeling ook te koppelen aan de principes van de burenhinder. Tijd dus voor een overzicht…

Het zakelijk karakter van de omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning heeft een zakelijk karakter (artikel 78 §1 OVD). Dit betekent zoveel dat de omgevingsvergunning geen rekening houdt met burgerlijke rechten. De vergunningsaanvrager hoeft dus niet de eigenaar te zijn om op een stuk grond een omgevingsvergunning aan te vragen (zie bijv. RvVb 12 juni 2018, nr. A/1718/0990).

Dat een vergunning niet zou kunnen worden uitgevoerd, houdt daarom nog niet in dat ze onwettig zou zijn (RvVb 12 januari 2023, nr. A-2223-0418). Hierover anders beslissen, zou het zakelijk karakter van de vergunning miskennen.

Ook de rechten van derden die niet mogen worden geschonden om voorbij te kunnen gaan aan het organiseren van een tweede openbaar onderzoek mogen geen burgerlijke rechten zijn (RvVb 2 februari 2023, nr. A-2223-0502).

De duurzame ruimtelijke ontwikkeling als beoordelingselement

De ruimtelijke ordening binnen de (supra)lokale overheden zit vervat in ruimtelijke structuur- of beleidsplannen, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verordeningen (artikel 1.1.3 VCRO).

Bij de vaststelling van de ruimtelijke ordening in een van deze instrumenten moet de overheid rekening houden met een duurzame ruimtelijke ontwikkeling (artikel 1.1.4 VCRO). De overheid beheert de ruimte voor de huidige generatie maar houdt daarbij ook rekening met de behoeften van de toekomstige generaties. De ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten moeten tegen elkaar afgewogen worden. Dit alles hoort bij te dragen tot een ruimtelijke kwaliteit.

Toch is deze duurzame ruimtelijke ontwikkeling niet enkel relevant voor de plannen of verordeningen. Ook de vergunningverlenende overheid houdt daar best rekening mee. De goede ruimtelijke ordening koppelt namelijk uitdrukkelijk terug naar deze doelstellingen. Het doelstellingenartikel wordt daarbij, in het bijzonder, als te beoordelen aandachtspunt van de goede ruimtelijke ordening benoemd (artikel 4.3.1 §2 lid 1, 1° VCRO).

Het meest gekend dossier waarbij het doelstellingenartikel centraal stond, is het tankstationarrest (RvVb 9 december 2021, nr. A-2122-0276). De gemeente weigerde namelijk een vergunning voor een tankstation dat zich enkel richtte op fossiele brandstoffen. Door onvoldoende in te zetten op alternatieve brandstoffen werd onvoldoende rekening gehouden met algemene klimaatdoelstellingen. De RvVb aanvaardde uiteindelijk dat de klimaatdoelstellingen een wezenlijk beoordelingscriterium vormen van het lokaal vergunningenbeleid.

Het nabuurschap als element van de goede ruimtelijk ordening

De duurzame ruimtelijke ontwikkeling blijkt echter niet noodzakelijk beperkt te zijn tot klimaat(doelstellingen). In een recent arrest bracht de RvVb namelijk het nabuurschap en/of de burenhinder in verband met het doelstellingenartikel (RvVb 19 januari 2023, nr. A-2223-0437).

De Raad oordeelde dat de overheid, bij de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening, ook steeds rekening moet houden met het doelstellingenartikel. Dit verplicht de overheid tot een afweging van de wederzijdse belangen van de aanpalende percelen.

Vervolgens overweegt de Raad dat daarbij ook het gebruikelijke evenwicht tussen buren aan bod komen. Het doelstellingenartikel houdt namelijk in dat de impact van een vergunningsaanvraag op het evenwicht van de ruimtelijke draagkracht tussen aanpalende percelen een aandachtspunt is.

De Raad vernietigt uiteindelijk de vergunning niet. De belanghebbende slaagde er namelijk niet in om voldoende aan te tonen dat de overheid de goede ruimtelijke ordening onzorgvuldig beoordeelde.

Toch is de overweging van de Raad bijzonder. De Raad biedt namelijk de mogelijkheid om, binnen een algemeen doelstellingenartikel, een heet hangijzer uit het burgerlijk recht toe te laten in het vergunningenbeleid.

De Raad laat dus kennelijk toe dat, voor zover dit te koppelen is aan het doelstellingenartikel, de burenhinder bij de beoordeling van een omgevingsvergunningsaanvraag wordt betrokken.

Nog daargelaten wat dit arrest voor de vergunningspraktijk kan betekenen, rijzen ook verschillende vragen naar bevoegdheid. De RvVb is namelijk niet bevoegd om te oordelen over burgerlijke rechten, zoals bijv. de burenhinder. Dit behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de vrederechter.

De vraag rijst dan ook: Biedt het doelstellingenartikel binnenkort de basis voor een conflicterende bevoegdheid tussen bestuursrechter en vrederechter?

Wilt u direct antwoord op uw vragen?

Met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht krijgt u binnen 2 werkdagen een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord.

Ontdek het zelf via onze database. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan!