OVAM maakte vorige week bekend dat ze starten met de evaluatie van het Bodemdecreet. Dit moet uiteindelijk zorgen voor een vernieuwing van de wetgeving en een nog betere bodembescherming. Redenen hiervoor zijn vooral te vinden in het Europees voorzitterschap van België dat volgend jaar start.

Het Bodemdecreet dateert van 1995. In die twee decennia is Vlaanderen volgens OVAM een toonaangevende regio geworden binnen de EU wat betreft bodembeheer. Milieuregelgeving wordt ook voor de Europese Unie steeds belangrijker. In de tussentijd is het draagvlak in de Europese Commissie om bodemregelgeving uit te werken gegroeid.

Volgens minister Demir en OVAM dus de ideale gelegenheid om het huidige decreet nog eens onder de microscoop te leggen.

Voor ons de ideale gelegenheid om de relatie tussen de bodemregelgeving en de vergunningverlening nog eens in de verf te zetten.

Het Bodemdecreet en de vergunningsprocedure

In principe is het simpel. De regels uit het Bodemdecreet vormen geen beoordelingscriterium tijdens de vergunningsprocedure.

Maar dit zet de bodemregelgeving niet volledig buiten spel binnen de omgevingsvergunning. Wat meer uitleg is nodig.

Een vergunning moet in bepaalde gevallen geweigerd worden (artikel 4.3.1 §1, 1°, d) en 2° VCRO):

  1.       als het aangevraagde onverenigbaar is met de goede ruimtelijke ordening
  2.      door bepaalde beoordelingselementen buiten de ruimtelijke ordening

Wat betreft de beoordelingselementen buiten de ruimtelijke ordening, heeft de decreetgever geen rekening gehouden met het Bodemdecreet. Wel als beoordelingselement opgenomen:

Er zijn geen precedenten in de rechtspraak die de bodemregelgeving aanvaarden als direct werkende normen. Een direct werkend norm volstaat op zichzelf om toepasbaar te zijn (artikel 4.3.3 lid 2 VCRO). Als de norm verdere invulling nodig heeft of een beoordelingsruimte laat, is het geen direct werkende norm.

Er bestaat geen directe link tussen de bodemregelgeving en de ruimtelijke ordening. OVAM is namelijk geen instantie die advies verleent over stedenbouwkundige handelingen (artikel 35 OVB)

De goede ruimtelijke ordening

Wel kan het Bodemdecreet mogelijks doorsijpelen in de vergunningsprocedure via de goede ruimtelijke ordening. De weigering van de vergunning ligt voor als het aangevraagde niet rijmt met een goede ruimtelijke ordening (artikel 4.3.1 §1 VCRO). Bij een onverenigbaarheid kan het bestuur voorwaarden aan de vergunning koppelen. Deze moeten de verenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening waarborgen (artikel 4.3.1 §1, tweede lid).

Een voorbeeld uit de praktijk maakt duidelijk dat ook dit voor bodemregelgeving eigenlijk geen oplossing biedt. De Raad voor Vergunningsbetwistingen oordeelde reeds dat een voorafgaand bodemonderzoek als vergunningsvoorwaarde geen gewenst pad is. Een voorwaarde moet namelijk uitvoerbaar zijn door enkel toedoen van de aanvrager.

De uitvoering van de vergunde handeling mag dus niet afhankelijk zijn van een bijkomende beoordeling door de overheid. Dit is net wel het geval bij een bodemonderzoek. De vergunningsaanvrager moet immers het bodemonderzoek aanvragen bij OVAM. Dat leidt dus tot een bijkomende beoordeling door een overheid. De uitvoering van de handeling is hiervan afhankelijk (RvVb 21 mei 2012, nr. A/2012/0192 [bron]).

Hier tegenover staat de situatie waarbij de noodzaak tot bodemsanering al vaststond. Volgens de Raad kan het bestuur de voorwaarde om eerst een bodemsanering uit te voeren hier wel opleggen. Aan de basis ligt de goede ruimtelijke ordening met de doelstellingen uit artikel 1.1.4 VCRO (RvVb 14 januari 2021, nr. A-2021-0520).

Maar de aanvrager kan de bodemsanering niet door zijn enig toedoen afronden. Hierin verschilt de situatie niet van het bodemonderzoek. Volgens de Raad weegt dit niet tegen het niet verlenen van de omgevingsvergunning.


Meer over het doelstellingenartikel en de goede ruimtelijke ordening in de opinie: Van goed naar beter: duurzame ruimtelijke ontwikkeling begint aan een opmars


Waals Bodemdecreet

De doorwerkingsmogelijkheden van het Bodemdecreet in de vergunningsprocedure zijn dus erg beperkt. Ook lokale besturen in Wallonië probeerde al via een vergunningsvoorwaarde het Bodemdecreet te waarborgen. De Raad van State sanctioneerde de poging (RvS 11 juni 2015, nr 231.537, nv Duferco Wallonie). De Waalse decreetgever heeft zijn regelgeving hieraan aangepast. Het Waals Bodemdecreet voorziet nu in een verbinding tussen de Waalse bodemregelgeving en de vergunningsverlening.

De Code du Développement territorial voorziet een onderzoeksplicht als een vergunningsaanvraag op een grond met bodemproblematiek gelegen is (artikel D.IV.89). Het vergunningverlenend bestuur kan in dit geval de vergunning schorsen. Deze schoring loopt zolang de procedures uit het Bodemdecreet niet doorlopen zijn.

De vraag is of de deze noodzaak ook in Vlaanderen zal blijken na de evaluatie van het Bodemdecreet. Het is voor de minister en OVAM in ieder geval een uitgelezen kans om de bodembescherming te verbeteren.

Bron: OVAM | Bodemzorg in 4D

Wilt je direct antwoord op jouw vragen?

Met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht krijg je binnen 2 werkdagen een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord.

Ontdek het zelf via onze database. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan!