Elke week lichten de juridische experten van Schulinck Omgevingsrecht een interessant arrest binnen het Vlaamse omgevingsrecht toe. Deze week is dat het arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 9 oktober 2025 (nr. A-2526-0097). De Raad oordeelt dat de vergunningverlenende overheid moet nagaan of een project geen achteruitgang in de toestand van het oppervlaktewater veroorzaakt.

Volgens artikel 1.3.1.1 §1 Waterwetboek over de watertoets draagt de vergunningverlenende overheid er zorg voor dat er:

  • geen schadelijk effect, zoals de achteruitgang van de toestand van het oppervlaktewater, ontstaat of zoveel mogelijk wordt beperkt
  • en wanneer dit niet mogelijk is dat het schadelijk effect wordt hersteld
  • of gecompenseerd in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem

Om de verontreiniging van oppervlaktewater te voorkomen, gelden er volgens de doelstellingen en beginselen de volgende verplichtingen:

In deze zaak oordeelt de Raad dat op de vergunningverlenende overheid een onderzoeksplicht rust om na te gaan of een project een achteruitgang van de toestand van het oppervlaktewater veroorzaakt (zie ook HvJ 1 juli 2015, nr. C-461/13: Wezer-arrest). Met name of een project geen achteruitgang in de toestand veroorzaakt wanneer het een stof loost waarvan in het ontvangende oppervlaktewaterlichaam de milieukwaliteitsnorm voor die stof is overschreden. Die onderzoeksplicht volgt uit de voormelde beschermingsverplichting in artikel 1.7.2.1.1 §4 Waterwetboek en artikel 1.3.1.1 §1 lid 1 Waterwetboek.

De overheid gaat daarbij in de eerste plaats na of de milieukwaliteitsnorm van bepaalde stoffen is overschreden in het ontvangende oppervlaktewaterlichaam. Zo ja, dan bevindt het water zich in een ontoereikende chemische toestand waardoor iedere achteruitgang van dat kwaliteitselement een achteruitgang van de toestand van het oppervlaktewaterlichaam betekent.

Bijlage 2.3.1 VLAREM II bepaalt de ‘basismilieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater’ en aldus de richtwaarden waaraan oppervlaktewateren, naar gelang hun indeling in categorie, aan moeten voldoen. Ook voor PFOS, als enige perfluorverbinding.

In deze zaak besteedt de vergunningverlenende overheid echter geen aandacht aan de vraag of de lozing van PFAS-verbindingen, waaronder PFOS, tot 100 ng/l, die het gevolg kan zijn van het vergunde project, een achteruitgang van de toestand van het ontvangende oppervlaktewater kan veroorzaken, dan wel strijdt met de stopzettingsverplichting. De Raad vernietigt bijgevolg de bestreden beslissing.

Schulinck Omgevingsrecht

Meer informatie over de watertoets vind je in Schulinck Omgevingsrecht. Nog geen abonnement? Vraag dan zeker een proefabonnement aan.