Het verval van de omgevingsvergunning wordt op zich al geregeld door een complexe regeling, voorafgegaan door een zo mogelijk nog complexere voorgeschiedenis. Een bespreking daarvan zou de omvang van deze bijdrage te buiten gaan. Wel nemen we in deze bijdrage graag de rol van het vergunningenregister onder de loep. Uit de praktijk blijkt immers dat er hier nog steeds onduidelijkheid over bestaat. Heeft de opname in het register nu wel of niet rechtsgevolgen (ten aanzien van het verval). We bekijken deze vraag even nader.

Het vergunningenregister,…

Volgens de VCRO is het vergunningenregister een gemeentelijk gegevensbestand. Het lokaal bestuur houdt daarin voor zijn grondgebied de perceelsgebonden informatie bij inzake de ruimtelijke ordening (artikel 5.2.1, §1 VCRO). Dat kan gaan om de kadastrale nummers, huisnummers en straatnamen, maar ook bijvoorbeeld de processen-verbaal of verslagen van vaststelling in het kader van handhaving.

Verder bevat het vergunningenregister ook het verval van de omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen en omgevingsvergunningen voor het verkavelen van gronden (artikel 5.2.1, §1, lid 2, 8° VCRO).

Daarnaast kan het vergunningenregister echter ook registratiebeslissingen bevatten. Een burger kan namelijk een aanvraag indienen voor opname in het vergunningenregister van zijn constructie als vergund geacht (artikel 5.1.3 VCRO).

In de praktijk blijkt echter dat nog steeds misverstanden bestaan over de rechtsgevolgen van de opname in het vergunningenregister.

…in principe louter informatief…

Het vergunningenregister, dat het levenslicht zag bij de inwerkingtreding van het DRO, werd aanvankelijk opgevat als een loutere bron van inlichtingen. Van de opname in het vergunningenregister werd dus aangenomen dat het geen rechten kon scheppen. Men spreekt in dat verband van het declaratoir karakter van het vergunningenregister, in tegenstelling tot een constitutief karakter (RvS 31 mei 2007 nr. 171.659).

Ook ten aanzien van het verval van vergunningen geldt nog steeds dat de opname in het vergunningenregister een declaratoir karakter en geen constitutief karakter heeft (RvS 29 mei 2012, nr. 219.525).

De opname van het verval van de vergunning is dus niet vereist om het verval van de omgevingsvergunning vast te stellen. Het verval van de omgevingsvergunning treedt van rechtswege in (artikel 99 OVD). Of het verval al dan niet is opgenomen in het vergunningenregister doet daaraan geen afbreuk.

Dit neemt overigens niet weg dat de opname van het verval wel een indicatie is dat het verval eerder is onderzocht. Het staat het bestuur dan ook vrij om in lijn met de eerdere opname in het register nadien te oordelen dat de vergunning vervallen is (RvVb 7 maart 2017 met nummer A/1617/0645).

…maar soms niet.

Waar de opname in het vergunningenregister geen gevolgen heeft voor het ter ziele gaan (lees: het verval) van een omgevingsvergunning, geldt dit anders voor het vermoeden van vergunning.

Zo houdt de VCRO sinds het 1 september 2009 aan dat er minstens een beperkt rechtscheppend karakter geldt voor wat betreft weerlegbaar vermoeden van vergunning (Parl. St. Vl.Parl. 2008-09, 2011/1, nr. 355-357).

Het weerlegbaar vermoeden van vergunning heeft betrekking op bestaande constructies die (naar verluid) zijn opgetrokken tussen de periode vanaf 22 april 1962 tot de eerste inwerkingtreding van het gewestplan. Toont de betrokkene aan dat de constructie in die periode is gebouwd, dan wordt de constructie geacht te zijn vergund. Dat vergund karakter kan enkel worden tegengesproken door een proces-verbaal of een niet anoniem bezwaarschrift, telkens opgesteld binnen een termijn van vijf jaar na het optrekken of plaatsen van de constructie.

Dat tegenbewijs, kan echter niet meer geleverd worden eens de constructie één jaar als vergund geacht is opgenomen in het vergunningenregister. Het al dan niet opnemen in het vergunningenregister kan dus wel degelijk beperkt rechtsgevolgen hebben. Het weerlegbaar vermoeden kan immers niet meer worden tegengesproken na een opname van meer dan één jaar.

Maar ook op deze laatste regel bestaat opnieuw een uitzondering. Voor constructies gelegen in ruimtelijk kwetsbaar gebied (zie art. 1.1.2, 10° VCRO: natuurgebied, groengebied etc.) kan dit tegenbewijs immers wél nog steeds geleverd worden, ook na een opname in het vergunningenregister van één jaar. Een waakzaam bestuur noteert best dat het hier om een uitzondering op de uitzondering gaat. Het is namelijk niet zo dat het voor constructies in ruimtelijk kwetsbaar gebied onmogelijk is om ze op te nemen als vergund geacht in het vergunningenregister (RvVb 1 juli 2021 met nummer A-2021-1156).

Wilt u direct antwoord op uw vragen?

Met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht krijgt u binnen 48u een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord.

Ontdek het zelf via onze database. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan!