Eerst de theorie

Tegen de arresten van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) kan een cassatieberoep ingesteld worden bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS). Bij een cassatieberoep vindt er geen inhoudelijke beoordeling van de feiten plaats. De RvS kan een arrest van de RvVb ‘casseren’, verbreken of vernietigen omwille van een schending van (artikel 14 §2 RvS-wet):

  1. de wet
  2. een substantiële vormvereiste
  3. een vormvereiste op straffe van nietigheid

Als de RvS een arrest van de RvVb verbreekt, verwijst hij de zaak terug. De RvVb is dan verplicht zich te schikken naar het cassatiearrest en de motieven en overwegingen van de Raad van State (artikel 15 RvS-wet).

Wat tijdens het hangende zijn van het cassatieberoep?

Een cassatieberoep heeft geen schorsende werking. De uitspraak van de RvVb zal tussen de partijen dus blijven gelden zolang de RvS zich niet heeft uitgesproken.

Belangrijk hierbij is dat een arrest van de RvVb geen gezag van gewijsde erga omnes heeft. De rechtsgevolgen werken dus enkel inter partes. Als men het niet eens is met de uitspraak van de RvVb, is men geenszins verplicht de rechtsopvatting van de RvVb te volgen. Wel doet dit afbreuk aan de precedentwaarde van het arrest.


Goed om te weten

Gezag van gewijsde erga omnes: de beslissing geldt voor iedereen, ook voor niet-betrokkenen

Gezag van gewijsde inter partes: de beslissing geldt enkel tussen de partijen


Een arrest van de RvVb heeft een belangrijke precedentwaarde. Ook al is er een cassatieberoep hangende tegen een of meerdere rechtspunten uit die uitspraak. Bewust tegen de rechtsopvatting van de RvVb ingaan, kan dus ongewilde gevolgen hebben.

Ter info

Een administratief beroep bij de RvVb heeft wel een schorsende werking. Het indienen van het administratief beroep schorst dus in principe de mogelijkheid tot uitvoering van de omgevingsvergunning (artikel 55 lid 1 OVD).

Een recent voorbeeld uit de praktijk

Recent deed de RvVb opnieuw uitspraak over de no conflict of interest regel. De RvVb oordeelde dat ook project-m.e.r.-screeningsplichtige projecten aangevraagd door het college van burgemeester en schepenen (CBS) onder het toepassingsgebied van deze regel vallen (RvVb 6 oktober 2022, nr. A-2223-0108).

Zie onze Rechtspraak op vrijdag “Conflict of interest bij AGB en m.e.r.-screening”.

De RvVb benadrukt hierbij het belang van een objectieve beoordeling. Niet het CBS, maar de deputatie is dus bevoegd over deze vergunningsaanvragen (artikel 15/1 OVD).

Meer hierover in de Opinie “Een omgevingsvergunning zowel aanvragen als beoordelen – big deal?”.

Project-m.e.r.-screeningsplichtige gemeentelijke projecten zal het CBS voortaan dus moeten indienen bij de deputatie.

Aangezien een arrest van de RvVb enkel inter partes geldt, staat de deputatie in principe niets in de weg om deze rechtspraak niet te volgen. Dit zou twee gevolgen kunnen hebben:

De deputatie wilt geen beslissing nemen. In dat geval begint de beslissingstermijn te lopen en volgt er uiteindelijk een stilzwijgende weigering  (artikel 32 en 46 OVD).

De deputatie is van mening dat ze niet bevoegd is voor deze projecten. Ze kan de aanvraag terugsturen naar de gemeente wegens een vermeende onbevoegdheid (artikel 22 OVD). Deze tweede optie heeft een vervelend gevolg. Gemeentelijke projecten worden op deze manier als het ware geblokkeerd. Het CBS dat wel zijn eigen project-m.e.r.-screeningsplichtige projecten beoordeelt, loopt namelijk zelf het risico op een vernietigingsberoep bij de RvVb.

Hoewel de deputatie rechtmatig handelt, creëren ze zelf op deze manier een onnodig risico. Screeningsplichtige gemeentelijke projecten hebben vaak een grote maatschappelijke waarde. Op deze manier legt de deputatie deze, vaak belangrijke, projecten stil. Daarnaast is het voor deze projecten extra belangrijk dat ze op een rechtmatige wijze tot stand komen.

Gemeentelijke project-m.e.r.-screeningsplichtige projecten zullen het de komende tijd dus erg moeilijk hebben om een vergunning te bekomen. De vraag is of deze onzekerheid nog lang zal aanhouden.