Definitieve intrekking tijdelijk handelingskader 2023

De Vlaamse Regering trok op 5 september 2025 definitief het tijdelijk handelingskader 2023 in.

Op 7 juli 2023 keurde de Vlaamse Regering een besluit goed dat een tijdelijk handelingskader aanreikt voor het gebruik van PFAS-houdende bodemmaterialen in het kader van grondverzet. Dat gold onder meer bij de opmaak en beoordeling van technische verslagen en de aanvragen tot grondverzettoelating. Ook bood men een tijdelijk handelingskader voor de beoordeling van het saneringscriterium ‘duidelijke aanwijzing van ernstige bodemverontreiniging’ in het kader van bodemonderzoeken.

Dat besluit was nog niet in werking getreden aangezien er geen ondertekend ministerieel besluit op volgde.

De intrekking wil voor rechtszekerheid zorgen voor de lokale en provinciale besturen. Het bestaande wettelijk kader (Bodemdecreet, VLAREBO-besluit) voor de beoordeling van bodemonderzoeken met niet-genormeerde parameters en het gebruik van bodemmaterialen voor niet-genormeerde parameters blijft namelijk van toepassing.

Wijziging bodemdecreet

Diezelfde dag keurde de Vlaamse Regering een voorontwerp tot wijziging van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 goed. Dit om rekening te kunnen houden met de nieuwste wetenschappelijke inzichten om een blijvend en adequate en doeltreffende bescherming van de bodem te kunnen garanderen.

Er worden 3 wijzigingen doorgevoerd:

In artikel 3 van het Bodemdecreet wordt de 2de paragraaf inzake de richtwaarden voor de bodemkwaliteit aangepast waarbij wordt voorzien dat bij de vaststelling ervan rekening kan worden gehouden met de uitvoerbaarheid (o.a. wetenschappelijktechnische factoren en socio-economische overwegingen).

Een gelijkaardige aanpassing gebeurt in artikel 138 van het Bodemdecreet voor de vaststelling van nadere regelen van de voorwaarden voor het gebruik van bodemmaterialen. Door die aanpassingen vindt het Bodemdecreet meer aansluiting bij het zgn. ALARA-principe (‘as low as reasonably achievable’), een principe dat reeds (internationaal) in milieuregelgeving in diverse verschijningsvormen is voorzien, en overigens ook reeds in het Vlaamse bodembeleid is doorvertaald, zoals o.m. in het BATNEEC-principe bij de doelstelling van de bodemsanering en bij de vaststelling van bodemsaneringsnormen voor zware metalen

Ook de 3de paragraaf van artikel 3 krijgt een wijziging. De notie “streefwaarde” vervangt men door de “natuurlijke en antropogene achtergrondwaarde” Met het oog op de vaststelling van de achtergrondwaarde krijgt de OVAM de bevoegdheid om ambtshalve monsters van de bodem te nemen

Als derde wijziging wordt in artikel 19 van het Bodemdecreet met betrekking tot het saneringscriterium voor historische verontreiniging (duidelijke aanwijzing van een ernstige bodemverontreiniging) voorzien dat wanneer overeenkomstig artikel 9, § 1 van het Bodemdecreet nog geen bodemsaneringsnormen zouden zijn aangenomen, de Vlaamse regering toetsingswaarden kan vaststellen, die invulling geven aan het element van de ‘concentratie van de verontreiniging’ uit de notie ernstige bodemverontreiniging (zoals gedefinieerd in artikel 2, 5° van het Bodemdecreet).

Met deze wijzigingen maakt de Vlaamse Regering het Bodemdecreet naar de toekomst toe verder robuust en uitvoerbaar om zo blijvend een adequate en doeltreffende bescherming van de bodem te kunnen garanderen.

Het bodembeleid wordt daarbij beschermd tegen een louter theoretische toepassing zonder effect op het terrein en tegen onuitvoerbare eisen (bv. omwille van de technische beperkingen van laboratoria, of technische beperkingen van de ontwikkelde bodemsaneringstechnieken). gewaarborgd.

De teksten worden nu voorgelegd aan de Raad van State.