Minister van Omgeving Jo Brouns stelt een omzendbrief voor aan de Vlaamse Regering om meer houvast te bieden bij de toepassing van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) voor hemelwater
De Hemelwaterverordening wordt te strikt en weinig flexibel toegepast. Dit leidt tot onduidelijkheden bij vergunningsaanvragers en beperkt het efficiënt gebruik van ruimte.
Vergunningverleners gebruiken de toegelaten uitzonderingen nauwelijks. Het doel van de omzendbrief is aan vergunningverleners meer houvast te bieden bij veel voorkomende uitzonderingen bij residentiële gebouwen. Zo onstaat er meer uniformiteit op het terrein.
De principes kunnen naast residentiële gebouwen ook richtinggevend zijn voor niet-residentiële gebouwen. De uitzonderingen zijn niet limitatief. Het doel van de Vlaamse verordening blijft steeds om hemelwater zo maximaal mogelijk ter plaatse te houden.
Advies- en vergunningverleners mogen enkel strenger optreden dan de Hemelwaterverordening wanneer dit gemotiveerd is door de lokale waterproblematiek. Dit bijvoorbeeld op basis van een goedgekeurd hemelwater- en droogteplan.
Artikel 12 van de Hemelwaterverordening laat uitzonderingen toe op de Hemelwaterverordening op basis van gemotiveerde verzoeken, bijvoorbeeld bij plaatsgebrek of technische beperkingen.
Voorbeelden van uitzonderingen
Ondergrondse infiltratie
Bovengrondse infiltratie blijft de voorkeur, maar ondergrondse oplossingen zijn mogelijk mits motivatie dat de ondergrondse aanleg onvermijdbaar is.
De onvermijdbaarheid kan je onderbouwen op basis van:
- technische redenenen
- juridische redenen
- efficiënt ruimtegebruik
- plaatsgebrek
Een afdekte infiltratievoorziening met een eenvoudig verwijderbare constructie blijft een bovengrondse infiltratievoorziening. Dit bijvoorbeeld als een wadi teveel oppervlakte van de tuin zou wegnemen.
Kleine tuinen
Ondergrondse infiltratie is toegestaan bij:
- achtertuinen met een oppervlakte tot ca. 100 m²
- achtertuinen met een breedte tot ca. 6 m (en een beperkte diepte)
- achtertuinen met een beperkte diepte
Een eenvoudige motivatie bij de vergunningsaanvraag volstaat hiervoor.
Bij achtertuinen met een oppervlakte tot ca. 100 m² kan de bevoegde overheid toestaan dat de aanvrager geen (ondergrondse) infiltratievoorziening plaatst als hij minstens de helft van het horizontaal geprojecteerde dakvlak uitvoert als een groendak met een minimale opslagcapaciteit van 50 liter per vierkante meter.
Bij achtertuinen van minder dan <50 m² kan zelfs geen infiltratie vereist zijn.
Voor deze uitzonderingen is een gemotiveerd verzoek vereist. Een loutere verwijzing naar de omzendbrief volstaat niet.
Bij groepswoningbouw of grotere projecten kan men ook nadenken over collectieve infiltratievoorzieningen.
Diepte van de infiltratievoorzieningen
De diepte van infiltratievoorzieningen is standaard beperkt tot 50 cm, tenzij metingen aantonen dat dit niet volstaat.
Van een infiltratievoorziening met een diepte die kleiner is dan de onderkant van het 80 % betrouwbaarheidsinterval kan redelijkerwijs aangenomen worden dat deze zich boven de GHG bevindt.
Als de afwaterende oppervlakte groter is dan 1.000 m² en de infiltratievoorziening dieper is dan 50 cm, toont de vergunningsaanvraag aan dat de aanleg verantwoord is. Dit gebeurt aan de hand van een grondwaterpeilmeting en minstens drie infiltratieproeven .
Het is dus niet altijd aangewezen om vast te houden aan het maximum van 50 centimeter.
Waterdoorlatende toegangen tot gebouwen
Waterdoorlatende verhardingen tellen niet mee in de afwaterende oppervlakte van de infiltratievoorziening tot een helling van 2%.
Uitzonderingen op deze hellingsgraad zijn toegestaan tot en met 5% als het de gebruikelijke waterdoorlatende opritten of toegangspaden tot een gebouw zijn.
De vergunningsaanvrager dient hiervoor een gemotiveerd verzoek tot uitzondering in.
Vergunningsaanvraag volgens normenboek
Detailplannen, doorsnedes en gegevens die niet zijn opgenomen in de Hemelwaterverordening of de normenboeken dossiersamenstelling worden vaak opgevraagd. Het niet aanleveren van die bijkomende info door de aanvrager mag er niet toe leiden dat de aanvraag onvolledig of onontvankelijk wordt verklaard.
Vervolgtraject
De minister voorziet volgende verdere stappen:
- aanpassing van het technisch achtergronddocument aan de omzendbrief
- een vergunningentool die architecten en ontwerpers ondersteunt om maatwerk en alternatieve oplossingen te onderbouwen
- er komt een lijst van waterdoorlatende verhardingen die voldoen aan de infiltratie-eisen uit de verordening
- blijvend inzetten op goede praktijken, communicatie en opleidingen
- in 2026 evalueren we de verordening met betrekking tot omgevingsvergunningsaanvragen voor niet-residentiële gebouwen en voor werken op het openbare domein