Elke week lichten de juridische experten van Schulinck Omgevingsrecht een interessant arrest binnen het Vlaamse omgevingsrecht toe. Deze week is dat het tussenarrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) van 12 januari 2023 (nr. A-2223-0409). In deze zaak spreekt de Raad zich uit over het onpartijdigheidsbeginsel.

Feiten

De belanghebbende vraagt bij het CBS een omgevingsvergunning aan voor de bouw van een “moederserre”. De aanvraag kadert in het project Reset Haspengouw van een kunstenaar en beoogt om een creatieplek voor ruimtelijke kunst te bouwen middenin het landschap en in een directe relatie met natuur en landbouw.

Zowel het CBS als de deputatie betuigen eerder reeds hun morele en/of financiële steun aan het project. Niettemin weigeren het CBS en nadien de deputatie de omgevingsvergunning.

Volgens de belanghebbende werd deze beslissing niet volgens de regels van de kunst genomen. Hij stelt daarom een beroep tot vernietiging in bij de Raad. Daarin argumenteert hij onder meer dat het bestuur het onpartijdigheidsbeginsel heeft geschonden. Volgens hem is heeft het vergunningsverlenend bestuursorgaan namelijk opgetreden als “rechter en als partij”.

Onpartijdigheidsbeginsel

De Raad legt vooreerst de principes van het onpartijdigheidsbeginsel uit. Dat beginsel waarborgt enerzijds de persoonlijke onpartijdigheid van de leden van bestuurlijke organen, die (mee) een beslissing nemen. Anderzijds waarborgt het de structurele onpartijdigheid van die leden en bestuurlijke organen op het vlak van de organisatie van deze organen, het verloop van de procedure en het tot stand komen van hun beslissingen. De toepassing van het onpartijdigheidsbeginsel mag er echter niet toe leiden dat het nemen van een regelmatige beslissing onmogelijk wordt. Dat is bijvoorbeeld zo wanneer door dit beginsel het optreden van het bevoegd beslissend orgaan van actief bestuur onmogelijk wordt.

Bij een collegiale beslissing of advies is er alleen een schending van de onpartijdigheidsplicht wanneer er concrete en precieze feiten worden aangevoerd, waaruit blijkt dat er redelijke twijfels zijn over de onpartijdigheid van één van de leden van het college. Ook moet uit de omstandigheden blijken dat de partijdigheid van dit lid van het college de beslissing door het collegiaal orgaan heeft kunnen beïnvloeden. Een verzoekende partij die de schending van de onpartijdigheidsplicht aanvoert, moet voldoende concrete en precieze elementen bijbrengen die aannemelijk maken dat de overheid niet onpartijdig heeft gehandeld.

Volgens de Raad toont de belanghebbende de schending van het onpartijdigheidsbeginsel niet aan. Een eerder morele steunbetuiging en/of subsidie van het CBS of de deputatie maakt niet dat een weigeringsbeslissing achteraf het onpartijdigheidsbeginsel schendt. Een subsidie is een afzonderlijke beslissing die niet impliceert dat er een ongeoorloofde druk rust op het vergunningverlenende bestuursorgaan om de aanvraag zonder meer te vergunnen, noch dat zij daarbij een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Bovendien veronderstellen deze handelingen  een onderscheiden hoedanigheid en beoordeling die verschilt van de beoordeling van de verenigbaarheid met het omgevingsrecht. Voor zover tot slot een gedeputeerde volgens de belanghebbende een actieve rol zou hebben gespeeld bij de ondersteuning van het project, stelt de Raad vast dat de gedeputeerde niet aanwezig was tijdens de beraadslaging en de beslissing.


Schulinck Omgevingsrecht

Meer informatie over de gewone en de vereenvoudigde procedure vinden onze klanten in Schulinck Omgevingsrecht. Nog geen abonnement? Vraag zeker een demo aan!