Elke week lichten de juridische experten van Schulinck Omgevingsrecht een interessant arrest binnen het Vlaamse omgevingsrecht toe. Deze week is dat het arrest van het Grondwettelijk Hof van 24 april 2025, nr. 62/2025. In dit arrest spreekt het Hof zich uit over de berekeningswijze van de leeftijd van (bijgestelde) verkavelingsvoorschriften.
Verkavelingsvoorschriften van verkavelingen ouder dan 15 jaar vormen geen weigeringsgrond meer in tegenstelling tot de verkavelingen jonger dan 15 jaar (artikel 4.3.1 §1 lid 1, 1° c) VCRO). Hierna respectievelijk oude en recente verkaveling(svoorschriften).
Die termijn van 15 jaar begint bij afgifte van de oorspronkelijke vergunning in laatste administratieve aanleg (artikel 4.3.1 §1 lid 5 VCRO). Bij de berekening van de termijn houdt men geen rekening met recente bijstellingen. Daarover stelde de RvVb bij arrest van 2 mei 2024 2 prejudiciële vragen aan het Hof.
De eerste prejudiciële vraag gaat over een identieke behandeling van verschillende situaties. Het artikel maakt namelijk geen onderscheid tussen oude verkavelingen met oude voorschriften (die mogelijks vroeger zijn bijgesteld) en oude verkavelingen met recent bijgestelde voorschriften. In beide situaties vormen de verkavelingsvoorschriften geen weigeringsgrond meer.
De tweede prejudiciële vraag gaat over een verschil in behandeling tussen gelijkaardige situaties. Zo vormen recent bijgestelde verkavelingsvoorschriften van een oude verkaveling geen weigeringsgrond meer. Terwijl de voorschriften van recente verkavelingen dat dat wel doen.
Het Hof oordeelt echter dat deze regeling niet het gelijkheidsbeginsel schendt.
Vooreerst is het onderscheid volgens het Hof redelijk verantwoord. Het Hof merkt weliswaar op dat regeling niet volledig strookt met de ratio legis om het ruimtelijk rendement te verhogen. Recent bijgestelde voorschriften van oude verkavelingen vormen immers geen verplichte weigeringsgrond. Terwijl die voorschriften logischerwijze wel moeten voldoen aan de hedendaagse eisen van de goede ruimtelijke ordening.
Toch blijkt volgens het Hof voldoende verantwoording voor de regel. Voorschriften van een verkaveling vormen immers één geheel. Dat betekent volgens het Hof dat iedere bijstelling van een verkavelingsvoorschrift inpasbaar moet zijn in de bestaande verkaveling. Teruggrijpen naar de datum van de oorspronkelijke verkaveling strookt met deze visie.
Bovendien zijn er diverse bijstellingsmogelijkheden (RUP, initiatief van het CBS of kaveleigenaar). Wanneer de termijn van 15 jaar na iedere bijstelling opnieuw begint, zorgt dit voor praktische onzekerheid. Bij iedere aanvraag zou men dan moeten nagaan of een bijstelling plaatsvond. Dergelijke berekeningswijze leidt tot een wirwar van verschillende termijnen. Rechtszekerheid en praktische uitvoerbaarheid zijn volgens het Hof legitieme doelstellingen.
Tenslotte oordeelt het Hof dat er geen onevenredige gevolgen zijn van het verschil in behandeling. Zo stelt het Hof onder andere dat oude verkavelingsvoorschriften niet verdwijnen. Ze blijven een weigeringsgrond. Ook blijven overige stedenbouwkundige voorschriften onverkort gelden. Verder kan het bestuur in het kader van de goede ruimtelijke ordening nog steeds rekening houden met de karakteristieken en kenmerken van de verkaveling, zoals die in de onmiddellijke omgeving bestaan.
Schulinck Omgevingsrecht
Meer informatie over verkavelingsvoorschriften van verkavelingen ouder dan 15 jaar vind je in Schulinck Omgevingsrecht. Nog geen abonnement? Vraag dan zeker een demo aan.