Het Grondwettelijk Hof vernietigt een decretale uitzondering op de no conflict of interest-regel (GwH 18 september 2025, nr. 122/2025). Deze uitzondering maakte het voor gemeenten mogelijk om eigen screeningsplichtige projecten zelf te beoordelen. Nu deze wegvalt, en in afwachting van eventuele nieuwe rechtsregels, rijzen er bij lokale besturen vragen. Waar naartoe met eigen screeningsplichtige projecten?

No conflict of interest-regel

De no conflict of interest-regel stelt het volgende (artikel 15/1 lid 1 OVD). Wanneer het gaat over een project waarbij de gemeente zelf optreedt als aanvrager en initiatiefnemer en:

  • dat MER-plichtig is (en geen ontheffing verkregen)
  • en het CBS in beginsel bevoegd is om over de vergunningsaanvraag te beslissen

dan verschuift de bevoegdheid voor de beoordeling naar de deputatie.

De uitzondering dat de gemeente eigen project-m.e.r.-screeningsplichtige projecten zelf mag beoordelen (inmiddels oud artikel 15/1 lid 3 OVD) heeft het Grondwettelijk Hof ondertussen dus vernietigd. Meer informatie over deze vernietiging kan je nalezen in deze rechtspraak op vrijdag.

Dit arrest komt er naar aanleiding van een eerdere uitspraak van het Europees Hof van Justitie. Meer daarover kan je nalezen in dit nieuwsbericht.

En nu?

Zonder deze uitzondering vallen eigen screeningsplichtige projecten van de gemeente terug onder de no conflict of interest-regel (artikel 15/1 OVD). De beoordelingsbevoegdheid voor deze projecten schuift dus alsnog door naar de deputatie.

Het Departement Omgeving geeft in deze wetwijzer aan hoe gemeenten bij lopende dossiers met deze vernietiging best kunnen omgaan. Samengevat stelt deze wetwijzer het volgende:

  • voor nieuwe vergunningsaanvragen verschuift de beoordelingsbevoegdheid naar de deputatie
  • lopende nog niet ontvankelijk en volledig verklaarde dossiers stuurt de gemeente door naar de deputatie via het omgevingsloket (artikel 22 OVD)
  • lopende ontvankelijk en volledig verklaarde dossiers kan de gemeente best stopzetten en opnieuw indienen bij de deputatie
  • lopende beroepsdossiers zitten al bij de deputatie (als bevoegde overheid in beroep) en kan de gemeente dus niet “doorsturen”, de deputatie had immers beoordelingsbevoegdheid in eerste aanleg

Reeds genomen vergunningsbeslissingen op basis van de vernietigde bepaling zijn juridisch kwetsbaar. De vernietiging door het Grondwettelijk Hof werkt retroactief (artikel 9 Bijzondere Wet Grondwettelijk Hof). De vernietigde bepaling wordt dus geacht nooit te hebben bestaan. Op het verzoek van de Vlaamse Regering om de gevolgen van de vernietigde bepaling te handhaven gaat het Hof niet in.

Bovendien heropent de vernietiging door het Hof een beroepstermijn van 6 maanden om handelingen (lees: vergunningsbeslissingen) genomen op basis van de kwestieuze, vernietigde bepaling te bestrijden met een administratief of jurisdictioneel beroep (artikel 18 Bijzondere wet Grondwettelijk Hof).

Dat zorgt ervoor dat omgevingsvergunningsbeslissingen voortvloeiend uit aanvragen ingediend na 20 mei 2024 (datum inwerkingtreding van de vernietigde bepaling) vatbaar zijn voor betwisting.

Wel wijst het Hof erop dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen bij gebeurlijke betwistingen alsnog zelf ervoor kan kiezen om de gevolgen van de betrokken vergunningsbeslissing te handhaven (artikel 36 DBRC-decreet).

Nieuwe regels aan de horizon?

Het Departement Omgeving laat ondertussen weten het arrest te analyseren en te kijken naar mogelijke decretale oplossingen.

Het lijkt in ieder geval onwaarschijnlijk dat de decreetgever in de praktijk een voldoende passende scheiding binnen de gemeente kan voorzien. Vanuit de Europese regels waaruit de no conflict of interest-regel voortvloeit vereist men een “werkelijke autonomie”. Er moeten afdoende structurele en organisatorische waarborgen bestaan. De omgevingsambtenaren moeten dus steeds met de vereiste objectiviteit kunnen oordelen over de project-MER-screeningsnota. Dit lijkt minimum te vereisen dat omgevingsambtenaren beschikken over een eigen budget of personeel.

Voorlopig blijft de beoordelingsbevoegdheid dus bij de deputatie. Het valt op dit moment niet uit de sluiten dat dit in de toekomst ook zo zal blijven. Onze redactie volgt alle ontwikkelingen hierover verder op.