Een vraag om uitleg in de Commissie voor Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening van 21 januari 2025 bracht het permanent wonen in weekendverblijven opnieuw onder de aandacht. De bestemming recreatiegebied laat permanente bewoning namelijk niet toe (artikel 16 Inrichtingsbesluit). Via een uitdoofregeling bevat de VCRO een aantal oplossingen voor permanente bewoners, waaronder een tijdelijk woonrecht. Dit loopt in een aantal situaties af op 31 december 2029.
Het begrip weekendverblijven
De VCRO geeft de volgende definitie voor een weekendverblijf: een al dan niet verplaatsbare en vanuit bouwfysisch oogpunt hoofdzakelijk vergunde constructie (artikel 5.4.1, 1° VCRO). Deze kan men krachtens de stedenbouwkundige voorschriften niet tot permanente bewoning bestemmen. Om te spreken van een weekendverblijf gelden ook de volgende voorwaarden:
- een maximaal bouwvolume van 300 m3
- de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten (artikel 3.1 §1 Vlaamse Codex Wonen)
- niet gelegen in een natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat
Permanente bewoners van weekendverblijven beantwoorden aan de volgende voorwaarden (artikel 5.4.1, 2° VCRO):
- op 31 augustus 2009 minstens 1 jaar het weekendverblijf gebruiken als hoofdverblijfplaats
- geen andere woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik
Oplossingen in VCRO
De VCRO geeft verschillende oplossingen voor permanente bewoning van weekendverblijven.
In eerste zin bestond de mogelijkheid om bijvoorbeeld recreatiegebieden in te kleuren als woongebied of recreatief woongebied in een RUP (artikel 5.4.2 VCRO). De definitieve vaststelling van deze RUP’s moest ten laatste op 30 april 2015 gebeuren.
Daarnaast bestaat er een uitdovend woonrecht voor permanente bewoners (artikel 5.4.3 VCRO). Bij gebrek aan een RUP volgens artikel 5.4.2 VCRO geldt een tijdelijk en aanvullend woonrecht. Dit woonrecht moet je strikt interpreteren. Zo moet de permanente bewoner beantwoorden aan de voorwaarden uit artikel 5.4.1, 2° VCRO.
Deze permanente bewoner krijgt:
- een tijdelijk woonrecht tussen de inwerkingtreding van de VCRO op 1 september 2009 en de inwerkingtreding van het ruimtelijk uitvoeringsplan wanneer het definitief vastgestelde RUP in werking trad ná 1 september 2009 (artikel 5.4.3 §1 lid 1 VCRO)
- een aanvullend woonrecht wanneer het voormelde ruimtelijk uitvoeringsplan geen oplossing bood voor permanente bewoning. Dit woonrecht is weliswaar een uitdovend woonrecht van 20 jaar, zijnde tot 31 december 2029. Een RUP volgens artikel 5.4.2 VCRO kan het aanvullend woonrecht nog verlengen tot ten laatste 31 december 2039 (artikel 5.4.3 §1 lid 2 VCRO)
Meer over het probleem van de permanente bewoning van weekendverblijven en een vergelijking met de Nederlandse aanpak kan je nalezen in deze opinie.
Handhaving na afloop
Tijdens het woonrecht kan het permanent gebruik van een weekendverblijf geen aanleiding geven tot handhaving (artikel 5.4.3 §3, 1° VCRO). Daarnaast schorst dit de (herstel)vorderingen (en de verjaring) van voor de aanvang van het woonrecht (artikel 5.4.3 §3, 2° en 3° VCRO).
Na afloop van het woonrecht uit artikel 5.4.3 VCRO kan de gemeente bij aanhouden van de permanente bewoning een handhavingstraject kunnen (her)opstarten volgens titel VI VCRO. Daarnaast kan de burgemeester vanaf het aflopen van het woonrecht een woonverbod opleggen. Het weekendverblijf ligt dan niet in een gebied dat verblijfsrecreatie toelaat (artikel 5.4.3 §6 VCRO en artikel 135 §2 Nieuwe Gemeentewet).