Industriegebieden

De redactie krijgt regelmatig vragen over de verenigbaarheid van aanvragen in industriegebied. Wat is toelaatbaar en wat niet? Het goede moment om de krachtlijnen van dit bestemmingsgebied en een paar praktijkvoorbeelden in de verf te zetten.

Industriële en ambachtelijke bedrijven

Industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven (artikel 7 Inrichtingsbesluit).

Het begrip industriële bedrijven als ambachtelijke bedrijven staat niet gedefinieerd in het Inrichtingsbesluit. Men moet dus beroep doen op de spraakgebruikelijke betekenis van het woord (Omzendbrief). Samengevat wijst de term industrie op bedrijven die grondstoffen verwerken, of naar productief-technische bedrijven. Bij ambachtelijke bedrijven primeert dan weer de handenarbeid.

Om de verenigbaarheid met industriegebied na te gaan, moet de activiteit voldoende duidelijk zijn. Recent oordeelde de RvVb dat het vergunningverlenend bestuur niet kon nagaan of er sprake was van een industriële of ambachtelijke activiteit. De concrete invulling van de aangevraagde units was namelijk niet gekend (RvVb 8 juni 2023, nr. A-2223-0940). Hierdoor kan het bestuur op grond van artikel 7 Inrichtingsbesluit niet tot een planologische verenigbaarheid besluiten.

Complementaire dienstverlenende bedrijven

Commerciële activiteiten, zoals winkels en handelszaken, horen op zichzelf niet thuis in industriegebied. Wel mogelijk in industriegebieden zijn complementaire dienstverlenende bedrijven. De bedrijven moeten nuttig of noodzakelijk zijn voor de goede werking van de industriële of ambachtelijke bedrijven.

Dit zijn:

  • bankagentschappen
  • benzinestations
  • transportbedrijven
  • collectieve restaurants
  • opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop

Belangrijk: de opsomming in artikel 7 inrichtingsbesluit is beperkt tot deze gevallen.

Bedrijfswoningen

Ook een woongelegenheid voor de huisvesting van het bewakingspersoneel mag. De huisvesting moet wel noodzakelijk zijn voor de veiligheid en goede werking van het bedrijf (artikel 7 Inrichtingsbesluit).

Artikel 4.3.6 lid 2 VCRO verbiedt trouwens het oprichten van een 2de bijkomende, vrijstaande bedrijfswoning bij hetzelfde bedrijf. Volgens de rechtspraak kan daarentegen een 2de aansluitende of inpandige bedrijfswoning wel (RvVb 2 juni 2022, nr. A-2122-0782).

Het bestuur moet streng zijn bij het controleren van de toepassingsvoorwaarden voor de oprichting van een bedrijfswoning. Nuttige vragen zijn daarbij:

  • is de bedrijfswoning echt noodzakelijk voor de veiligheid en goede werking van het bedrijf?
  • is het gericht op de bewoning door bewakingspersoneel (niet eenvoudigweg de eigenaar)?
  • gaat het om een bedrijfswoning of eerder om een residentiële woning met wat bedrijvigheid ondergeschikt (RvS 7 oktober 2010, nr. 207.979)?

De toelaatbaarheid van huisvesting van bewakingspersoneel mag namelijk niet tot een residentialisering van het industriegebied leiden. De RvVb oordeelde dat er geen objectief recht bestaat op een bedrijfswoning per bedrijfseenheid. Noch op grond van de wettelijke en reglementaire randvoorwaarden, noch vanuit ruimtelijke standpunt. Het bestuur moet dus rekening houden met de ruimtelijke weerslag van een bedrijfswoning (RvVb 23 juni 2015, nr. A/2015/0398). Ook geldt de toets aan de goede ruimtelijke ordening. Hier kan de vergunningverlenende overheid eventueel een weigeringsmotief aan ontlenen.

De omzendbrief bevat verdere richtlijnen over:

  1. noodzakelijkheid voor de goede werking en de veiligheid
  2. de huisvesting: geen vrijstaande woning, hoewel tegengesproken door rechtspraak (RvVb 30 juni 2015, nr. A/2015/0405)
  3. bewakingspersoneel: conciërge voor grote bedrijven, zaakvoerder voor kleine, familiale bedrijven

Wist u dat?

Meer over industriegebieden kan u vinden in de Schulinck databank. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan!