Ambtenaren en juristen roepen al jaren dat waterdoorlatende verhardingen, zoals grind, en het aanleggen van kunstgras principieel vergunningsplichtig zijn. Toch geven burgers hier nog te weinig gehoor aan.

De zoektocht naar een definitie van verharding lijkt langer te duren dan het aanleggen van de verharding zelf.
Ondertussen gaat de onvergunde verharding van de Vlaamse bodem aan een hoog niveau verder.
Zo verhardt de burger, uit onwetendheid of gemakzucht, een oprit vol met grind en een tuin met kunstgras.

Het onvergund verharden is evenwel een stedenbouwkundig misdrijf waar het lokale handhavingsbeleid steeds zwaarder aan tilt omwille van de huidige klimaat- en waterproblematiek (artikel 6.2.1, 1° VCRO).

Recent, op 30 november 2021, stelde een voormalige minister van omgeving nog enkele parlementaire vragen aan de huidige minister van omgeving:

“Lijkt het u zinvol om de term ‘verharding’ duidelijk op te nemen in de codex, zodat dat voor iedereen duidelijk is en er geen interpretaties zijn op het terrein, met het ene gemeentebestuur dat iets wel toelaat en het andere niet, bijvoorbeeld?
Kan de waterdoorlaatbaarheid van een materiaal worden meegenomen in de overweging of er al dan niet kan worden gesproken van verharding?
Overweegt u eventueel om een vrijstelling voor waterdoorlatende materialen op te nemen in de VCRO?”

Vooreerst mag niemand zonder vergunning volgende bouwwerken verrichten (met de uitzondering van onderhoudswerken) (artikel 4.2.1, 1° VCRO):

  1. het optrekken of plaatsen van een constructie;
  2. het functioneel samenbrengen van materialen waardoor een constructie ontstaat;
  3. het afbreken, herbouwen, verbouwen en uitbreiden van een constructie.

Vervolgens definieert artikel 4.1.1, 3° VCRO een constructie als een gebouw, een bouwwerk, een vaste inrichting of een verharding

  • die al dan niet bestaat uit duurzame materialen;
  • die in de grond ingebouwd is, aan de grond bevestigd is of op de grond steunend is omwille van de stabiliteit;
  • en bestemd is om ter plaatse te blijven staan of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds.

Door het ontbreken van een definitie van ‘verharding’ zelf in de regelgeving verwijst de minister in het antwoord tot slot nog naar Statistiek Vlaanderen:

Verharding (bodemafdekking of bodemafdichting zijn synoniemen) wordt uitgedrukt als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan.

Besluit: Volgens de minister is de verharding dus niet het gevolg van het al dan niet waterdoorlatend zijn van het materiaal, maar wel van het feit dat men de natuurlijke bodem op een kunstmatige manier afdekt.
Het aanleggen van kunstgras brengt met zich mee dat onder de toplaag de bodem sterk wordt samengedrukt, gestabiliseerd en voorzien van een folielaag. Deze handelingen dekken de bodem m.a.w. af en brengen een kunstmatige laag aan waardoor essentiële ecosysteemfuncties verloren gaan.

Kunstgras is dan ook principieel vergunningsplichtig.

Meer hierover vinden onze klanten in de thematische verdieping in Schulinck Omgevingsrecht.

Vrijstelling

Indien voldaan aan de algemene en bijzondere toepassingsvoorwaarden (artikel 1.2 tot 1.6 en 2.2 Vrijstellingsbesluit) kunnen verhardingen bij woningen evenwel vrijgesteld zijn van vergunningsplicht.

Dit volgt uit o.a. de vrijstelling in artikel 2.1, 8° Vrijstellingsbesluit:

“het plaatsing van niet-overdekte constructies in zijtuin en achtertuin, ingeplant tot op 1 meter van de perceelsgrens of tot tegen een bestaande scheidingsmuur, voor zover de gezamenlijke oppervlakte van dergelijke constructies, met inbegrip van alle bestaande niet-overdekte constructies in zijtuin en achtertuin, 80 vierkante meter niet overschrijdt”

Deze niet-overdekte constructies zijn constructies zonder bouwvolume waarvan de hoogte beperkt is tot 1,5 meter boven het maaiveld (artikel 1.1, 6° Vrijstellingenbesluit).

Zo kan een verharding vrijgesteld zijn van vergunningsplicht voor zover ze voldoen aan de voormelde voorwaarden en definities.

Zijn ook vrijgesteld, de strikt noodzakelijke toegangen tot en opritten naar het gebouw of de gebouwen (ongeacht of deze liggen in de zij-, achter- of voortuin).

Goed om te weten: Strikt noodzakelijke toegangen en opritten zijn op zichzelf vrijgesteld door artikel 2.1, 9° Vrijstellingsbesluit. Deze moeten niet dus niet voldoen aan de voorwaarden van niet-overdekte constructies voorzien in 8°. De bepalingen in 8° en 9° staan m.a.w. los van elkaar.

Hemelwaterverordening

Bij wijze van uitsmijter geven we nog een reden waarom burgers waakzaam moeten blijven: de Hemelwaterverordening.

De hemelwaterverordening is van toepassing, ongeacht of de verharding al dan niet is vrijgesteld van vergunningsplicht, voor het aanleggen, heraanleggen of uitbreiden van verhardingen waarbij de nieuwe oppervlakte groter is dan 40 vierkante meter (artikel 3 Hemelwaterverordening), behalve o.a. op de delen van de verharding waarvan het hemelwater op natuurlijke wijze naast of door de verharding op eigen terrein in de bodem infiltreert (artikel 4 Hemelwaterverordening).

Wilt u direct antwoord op uw vragen?

Met een abonnement op Schulinck Omgevingsrecht krijgt u binnen 48u een juridisch onderbouwd, praktisch antwoord.

Ontdek het zelf via onze database. Nog geen abonnement? Vraag dan snel een demo aan!